N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Theater
Festival Boulevard Op het openingsweekend van Festival Boulevard in Den Bosch was ‘Desire’ van Louis Janssens een zeldzaam hoogtepunt. Het festival biedt ruimte aan jonge, avontuurlijke makers, maar leunde meer op bewezen successen.
Met ontbloot bovenlijf en op blote voeten staan de vier jonge mensen op een zilverkleurig platform. Het boterige licht in de donkere ruimte vestigt de aandacht op hun fysieke verschillen. Klein versus groot, mager versus fors, kaalgeschoren versus krullen. Essentieel is dat ze elkaar vasthouden: een vinger in elkaar geklonken, handen op elkaars schouders. Die lichamelijke eenheid, die broederschap en steun uitstraalt, vormt het intieme fundament onder hun woorden.
In de Vlaamse voorstelling Desire, te zien op Festival Boulevard, wordt een rijke schakering aan verlangens door deze mannen bezongen. Louis Janssens, tevens auteur van de tekst, opent met: „Ik wil dat het stil is. Dat het heel lang stil is.”
In het theater – dit is in de Verkadefabriek in Den Bosch – is er dan altijd een toeschouwer die hoest. Waarop Janssens zegt dat hij muziek wil. Mooie muziek. Vivaldi. Mourad Baaiz neemt het van hem over en zegt: „Ik wil een man naast me.” Een Spanjaard, want hij houdt van Spanje.
In alle kalmte ontvouwt zich het concept: bijna alle zinnen beginnen met „Ik wil”. Die rigide taalvorm wordt verzacht door de verende golfslag van hun woorden, die soepel in elkaar overvloeien. Zo construeren de vier een wijdvertakt droombeeld van een rooskleurig leven. Waarmee ze ook een droombeeld van zichzelf creëren. Hun pose van levend schilderij passen ze nauwelijks aan, waardoor de focus blijf bij al die vormen en soorten hunkering.
Mick Galliot Fabré wil dat zijn leven flitsend als een videoclip is, Joshua Smits wil gewild zijn. Eronder klinken steeds andere emoties mee. Je hoort gemis, pijn, kwetsbaarheid, ambitie.
Wat ontroert, is de relatieve bescheidenheid van al die al te menselijke wensen. Zelfs als Janssens op rauwe toon uitbraakt dat hij zijn lichaam kapot wil maken, of als Baaiz zegt dat hij een baby wil stelen voor zichzelf, of als Smits zich wil laten vernederen, dan is dat een haken naar liefde, gezien worden, aangeraakt worden. Deze mannen overvragen het leven niet.
Dat blijkt eens te meer in de korte fase waarin ze overstappen op „Ik wil niet”. Niet een vader willen die huilt, niet bang willen zijn voor hetero’s op straat, niet willen dat vrienden sterven. Ter afwisseling is er ook muziek en zang, maar de mannen sluiten alleen maar dichter op elkaar en eindigen in een omstrengeling. Het is een onontkoombaar slotbeeld van deze wonderschone voorstelling. Janssens, met Willem de Wolf geselecteerd voor het Nederlands Theater Festival (september) met hun voorstelling Analoog, is ontegenzeggelijk een groot talent.
Openingsweekend
Met Desire ging Festival Boulevard donderdag goed van start, maar het bleek in het openingsweekend meteen een zeldzaam hoogtepunt. Het Bossche festival biedt ruimte aan jonge, avontuurlijke makers, maar te veel van hen overtuigden onvoldoende. Waardoor het festival in deze editie leunt op de programmering van elders bewezen successen, zoals Maria Maria van De Veenfabriek en Modderkruipers van Yentl en de Boer.
Pech was dat regen en koude wind van festivalhart Het Zuiderpark dagenlang een gure plek maakte. Toch vond het publiek zijn weg naar de handvol tenten met voorstellingen van circa een half uur. Van ART&/Cherony Pelupessy was er de buitengewoon intense dansvoorstelling Nasib Katong Dua (Ons lot) te bewonderen. Van George & Eran Producties krijgt het publiek in Je mag ook niks meer zeggen een cursus identiteitspolitiek voor beginners, in een rommelige mix van publieksparticipatie, statistieken en persoonlijke anekdotes. Pas aan het einde komen de twee acteurs, Jonata Taal en Eran Ben-Michaël zodanig tegenover elkaar dat de discussie explosief wordt.
Zwaan
Ook in Zwaanmeer van Dieheleding staat grensoverschrijdend gedrag centraal: het ballet van Tsjaikovski was vervangen door rap en spoken word. Want elkaar aanraken mag niet meer zo maar, verklaren de makers. Dat compliceert de liefde maar, zeker voor Prins Siegfried (Steven Ivo) die door hem begeerde Odette (Marie-Mae van Zuilen) met een kus dient te bevrijden van de vloek die haar dagelijks in een zwaan doet veranderen.
In deze omwerking delen de performers ook eigen ervaringen met grensoverschrijdend gedrag. Hoe voltrekt zich zoiets? Wat laat je toe en waarom? Spannend wordt het bij de bekentenis dat zelf aanranden een gevoel van macht geeft. „Ik begrijp die mannen wel”, zegt Van Zuilen erover. Helaas krijgen de opzetjes geen uitwerking, waardoor het effect eerder lomp dan bevrijdend is.
Installatie van fietswielen
In twee voorstellingen op locatie in de Bossche binnenstad speelt taal een ondergeschikte rol. In Siriana, mijn vriendin van Karlijn Hamer fascineert de metershoge installatie van tientallen fietswielen, met kralen aan de spaken en onderling verbonden met draden. Als die aangaat, en de wielen langdurig tegelijk draaien, ontstaat er een zacht getik, dat meditatief werkt. Hamer vertelt tussendoor over haar autistische vriendin, geeft er een serie feiten bij, en voegt er korte associatieve zinnetjes bij. Maar mede door haar timide voordracht wil deze combinatie van elementen geen geheel worden en geen richting krijgen.
Rollen in plastic folie
In Euhm…in vijf bedrijven maakt Elias de Bruyne juist al te duidelijk waar hij op aanstuurt. Hij legt zijn microfoon neer, kleedt zich uit, smeert zich in met verf, en wikkelt zich in dunne plastic folie, waarna hij al rollend de oerknal uitbeeldt. Dat is bedrijf 1, waarna ‘Het ontstaan van alles’ en ‘Het ontstaan van de mensch’ volgt, waarbij hij koddig en ouderwets mimend eencelligen, vissen, vogels en daarna jagende en telefonerende mensen uitbeeldt.
In bedrijf 4, ’Het ontstaan van het individu’, speelt De Bruyne een interview met zichzelf, waarbij hij ‘de twijfelende mens’ als thema van zijn werk benoemt. Alsof hij met zijn aarzelende aard het onverwachte eindpunt is van een daadkrachtige evolutie.
Maar ik weet wat ik wil, zegt hij erbij, en fantaseert over spektakeltheater. De synopsis van dat theaterstuk voert hij vervolgens uit, met opzetstukken, rode gordijnen en nog een verrassend grote windmachine.
De Bruyne is een zelfbewuste en prettig schaamteloze performer, maar behoudens een enkel geestig moment etaleert hij in Euhm vooral nadrukkelijke malligheid. Het absurdisme doet te opgelegd aan om werkelijk ontregelend te worden.